Verhuurvergunning

Gemeenten kunnen in aanvulling op de landelijke regels voor goed verhuurderschap twee verboden (vergunningen) invoeren:

  • De algemene verhuurvergunning; een verbod op het ‘zonder verhuurvergunning verhuren van bepaalde categorieën woonruimte’. Deze vergunning is gebiedsgebonden en kan alleen ingevoerd worden in gebieden waar de leefbaarheid onder druk staat.
  • De verhuurvergunning arbeidsmigranten; een verbod op het zonder verhuurvergunning verhuren van verblijfsruimten aan arbeidsmigranten . Deze vergunning is niet gebiedsgebonden. 

Verhuurverordening

De gemeenteraad besluit of één of beide verhuurvergunningen ingevoerd wordt. Dat doet de gemeenteraad door vaststelling of wijziging van de verhuurverordening. In de verhuurverordening bepaalt de gemeenteraad dan dat het verboden is om zonder vergunning woonruimte of verblijfsruimte te verhuren. Bij invoering van de algemene verhuurvergunning bepaalt de raad voor welke categorieën woonruimte gelegen in welk gebied van de gemeente een verhuurvergunning nodig is. 

Onderbouwingsplicht 

De gemeenteraad kan niet zomaar één of beide verhuurvergunningen invoeren. Eerst moet onderbouwd worden dat de in te voeren verhuurvergunning noodzakelijk en geschikt is. Bij de voorbereiding van de invoering van de gebiedsgebonden algemene verhuurvergunning moet aangetoond worden dat de leefbaarheid in het desbetreffende gebied onder druk staat. Ook moet onderbouwd zijn waarom het invoeren van de verhuurvergunning noodzakelijk en geschikt is om de leefbaarheid in het aangewezen gebied te behouden.

De vergunning voor arbeidsmigranten mag gemeentebreed worden ingevoerd en de leefbaarheid hoeft hiervoor geen grondslag te zijn. Een onderbouwing van noodzakelijkheid en proportionaliteit  op gemeenteniveau volstaat.

Als de gemeente kiest voor een vergunningstelsel, dan geldt de vergunningplicht niet voor woningcorporaties. Als een gemeentelijk woonbedrijf optreedt als verhuurder, dan geldt het vergunningstelsel wel.

Aanvraag verhuurvergunning

Indien er een vergunningplicht geldt voor de woon- of verblijfsruimte die een verhuurder te huur aanbiedt, dan moet de verhuurder een vergunning aanvragen bij de gemeente. De verhuurvergunning is persoonsgebonden. Dit, omdat de wet gericht is op het gedrag van de verhuurder.

Een verhuurder die in één gemeente voor de verhuur van meerdere woonruimten een verhuurvergunning nodig heeft, hoeft maar één vergunningprocedure te doorlopen. In dergelijke gevallen wordt in één procedure getoetst of én de woonruimten én de verhuurder aan alle criteria voldoen. Indien dit het geval is krijgt de verhuurder een verhuurvergunning die van toepassing is op alle woonruimten die aan de vergunningscriteria voldoen. De verhuurder is niet altijd de eigenaar, het is degene die de verhuurhandelingen verricht. Dat kan een natuurlijke of rechtspersoon zijn, maar bijvoorbeeld ook een maatschap of vennootschap onder firma.

Overgangstermijn bestaande verhuringen

Op het moment dat een verhuurverordening van kracht wordt in een gemeente geldt er een overgangstermijn voor woningen en verblijfsruimten die dan al verhuurd worden. Deze verhuurders krijgen voor bestaande huurovereenkomsten zes maanden na inwerkingtreding van de vergunningsplicht de tijd om de juiste vergunning(en) aan te vragen.

Indien de gemeente aan de verhuurvergunning voor arbeidsmigranten de voorwaarde verbindt die luidt ‘één persoon of huishouden per slaapkamer’, dan geldt deze voorwaarde direct voor nieuwe locaties die na 1 juli 2023 voor het eerst in gebruik zijn genomen. Voor locaties die vóór 1 juli 2023 in gebruik zijn genomen of voor locaties waarvoor al een omgevingsvergunning vóór 1 juli 2023 is verleend, geldt deze voorwaarde vanaf 1 juli 2026. Bestaande locaties krijgen dus tot 1 juli 2026 de mogelijkheid om aan deze vergunningsvoorwaarde te voldoen.