Noord-Brabant waagt sprong in het diepe met nieuw woonwagenbeleid

In Noord-Brabant neemt de provincie het voortouw om de huisvesting voor woonwagenbewoners regionaal te verbeteren. Zo formuleerde de provincie met de regio Noordoost-Brabant (zeventien gemeenten) een regionale aanpak. Een voorbeeld hiervan is de afspraak om in de regio een centraal inschrijfpunt op te richten en een uniform toewijzingssysteem te hanteren. De praktijk toont wel aan dat het gaat om een complex onderwerp, aldus Barbara van Hoek, beleidsmedewerker wonen van de provincie Noord-Brabant.

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens oordeelde een aantal jaar geleden dat het leven in een woonwagen voor de bewoners een essentieel onderdeel is van hun cultuur en dat overheden verplicht zijn om deze cultuur te beschermen. Ook het College voor de Rechten van de Mens en de Nationale Ombudsman kwamen op voor de rechten van deze groep. In 2018 introduceerde het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties daarom een nieuw beleidskader gemeentelijk woonwagen-en standplaatsenbeleid rondom het woonwagenbeleid voor gemeenten.

Vergroot afbeelding Barbara van Hoek, beleidsmedewerker wonen bij de provincie Noord-Brabant
Barbara van Hoek, beleidsmedewerker wonen bij de provincie Brabant. Fotograaf: Bart Hoogveld.

Zo begon de opgave voor gemeenten om uit te zoeken hoe ze het beleidskader lokaal konden vertalen naar hun eigen situatie. Het woonwagenbeleid is in verhouding vaak een klein onderdeel van het lokale woonbeleid, maar vraagt wel heel specifieke kennis. In het beleid moet genoeg rekening worden gehouden met het woonwagenleven en de wensen van de bewoners. Uitsterfbeleid moet worden voorkomen. Corporaties hebben ook een rol: zij regelen in veel gevallen vervolgens de huisvesting van de woonwagenbewoner.

‘Onafhankelijke schakel’

De provincie Noord-Brabant wordt gezien als een voorloper op het gebied van de uitvoering van het nieuwe standplaatsenbeleid. In deze provincie wordt het nieuwe beleid regionaal aangepakt maar iedere regio heeft zijn eigen snelheid, passend bij de lokale situatie. In het Land van Cuijk zijn partijen voortvarend aan de slag gegaan en is de realisatie van nieuwe standplaatsen in voorbereiding. Daarnaast maakten zeventien gemeenten in 2020 (regio Noordoost-Brabant) afspraken om gezamenlijk te werken aan een nieuw woonwagenbeleid met onder andere een centraal inschrijfpunt voor (potentiële) woonwagenstandplaatszoekenden in de regio. Binnenkort volgt ook een samenwerking van negen gemeenten in de regio Hart van Brabant.

"De samenwerking staat nog wel echt in de kinderschoenen. De ondertekening van de aanpak is de eerste stap."

De provincie neemt in het proces een begeleidende rol, zo licht Barbara van Hoek toe. “Gemeenten zitten op het gebied van het nieuwe woonwagenbeleid soms met de handen in het haar, dus zij hebben ons gevraagd om als provincie en onafhankelijke schakel de kar te trekken. De samenwerking staat nog wel echt in de kinderschoenen. Zo moet elke gemeente soms regionaal behoefteonderzoek doen om de precieze wensen goed in kaart te brengen en de verdeling van standplaatsen meer in overeenstemming te brengen met de leefwijze van de woonwagenbewoners. De ondertekening van de aanpak in het regionaal handelingsperspectief door de deelnemende gemeenten is pas de eerste stap.”

Wanneer doe je het goed

Volgens Van Hoek is het idee dat de toekomstige toewijzing via een centraal regionaal inschrijfpunt idealiter verloopt zoals bij sociale huurwoningen, met transparantie over wachttijden en criteria om voorrang te krijgen. De provincie heeft onder meer nauw contact met de Vereniging Behoud Woonwagencultuur in Nederland om het regionaal woonwagenbeleid zo goed mogelijk vorm te geven. Desondanks gaat het hier om een complexe materie, zo stelt Barbara. “We willen bijvoorbeeld graag gebruik maken van het afstammingsbeginsel waarmee belangstellenden aan kunnen tonen een woonwagenbewoner te zijn. Maar er is geen harde definitie, tot hoever ga je bijvoorbeeld terug in tijd om aan te tonen dat je voorouders ook al woonwagenbewoner waren? Tot de ouders of moeten ook de grootouders op een woonwagenlocatie hebben gewoond? En hoe intensief moet je het woonwagenleven beleefd hebben? Wat doen we verder met mensen die hun woonwagen in het verleden verplicht moesten inwisselen voor een woning? Vaak met een flinke vergoeding voor verhuizing en herinrichting. Het zijn allemaal zaken die we nu zelf uit moeten zoeken, omdat het beleidskader hier geen antwoorden op geeft."

Vergroot afbeelding Barbara van Hoek, beleidsmedewerker wonen van de provincie Noord-Brabant
Fotograaf: Bart Hoogveld

Daarom is er bij de provincie en gemeenten behoefte aan duidelijkere kaders van de Rijksoverheid over onder andere de toewijzing van woonwagenstandplaatsen. Van Hoek: “Het beleidskader is bedoeld als algemene aanpak, die de gemeenten vervolgens in de praktijk invullen. Maar in de praktijk wachten we juist op praktische handvatten van het ministerie. We hebben als provincie en gemeenten wel constant contact met het Rijk om te checken of onze aanpak klopt, maar niemand weet zeker wanneer een gemeente het goed doet en wanneer niet. Gemeenten kunnen nog altijd gedaagd worden voor het College voor de Rechten van de Mens.”

Sneller in beweging komen

Na het behoefteonderzoek in de regio gaan gemeenten en corporaties met elkaar in gesprek over concrete mogelijkheden om te proberen vraag en aanbod met elkaar in balans te brengen. Een proces dat tijd en geld kost, maar dat besef moet volgens Van Hoek bij velen nog komen. “Veel plannen gaan stranden als er geen extra geld beschikbaar komt”, voorspelt ze. “Het aanleggen van standplaatsen is duur en woonwagens moet ook voldoen aan de huidige duurzaamheidseisen. Daarnaast ligt de focus nu vooral op de volkshuisvestelijke doelen, terwijl er ook nog veel financiële, ruimtelijke en juridische aspecten spelen bij de huisvesting van woonwagenbewoners. Daar zijn geen praktische handvatten voor meegegeven in het beleidskader.”

“Betrek corporatiebestuurders, politie, portefeuillehouders en burgemeesters al in het eerste stadium.”

Het werken aan een nieuw woonwagenbeleid blijkt voor de gemeenten dus een flinke sprong in het diepe, maar door de medewerking van de provincie en de opgedane kennis van de eerste samenwerking in Noordoost-Brabant krijgt de nieuwe samenwerking van negen gemeenten in Hart van Brabant een stuk sneller vorm. Van Hoek hoopt ook dat andere gemeenten kunnen profiteren van de ervaringen in deze regio’s. Verder geeft ze als tip mee om direct een politiek-bestuurlijk draagvlak te creëren: “Betrek corporatiebestuurders, politie, portefeuillehouders en burgemeesters  al in het eerste stadium. Dan kunnen ze samen de kaders voor het nieuwe beleid gaan vormen en komen concrete plannen sneller in beweging.”

Extra maatregelen

De afgelopen jaren is veel in bewustwording geïnvesteerd dat woonwagenbewoners recht hebben op hun eigen leefwijze. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en de VNG willen provincie en gemeente ook verder ondersteunen in de concrete realisatie van meer standplaatsen. Daarom komt er een nieuw ondersteuningsprogramma, wat meer praktische handvaten gaat bieden. Verder publiceert de VNG met steun van het ministerie een wegwijzer met voorbeelden. Naar de kosten van standplaatsen en woonwagens komt een onderzoek zodat lokale partijen in hun overleg meer objectieve gegevens bij de hand hebben. Ook kunnen gemeenten voor standplaatsen en woonwagens dit jaar een beroep kunnen doen op het budget van 50 miljoen euro dat voor de huisvesting van specifieke doelgroepen is vrijgemaakt.