Veel gemeenten hebben vragen over de haalbaarheid van de isolatieopgave binnen de lokale aanpak van het Nationaal Isolatieprogramma in het kader van soortenbescherming. Bij de uitvoering van de isolatieplannen moeten gemeenten namelijk rekening houden met langere processen en voorwaarden. Op deze pagina staan veelgestelde vragen en een voorbeeldberekening om gemeenten handvatten te bieden tijdens het vormgeven van hun isolatieaanpak, met inachtneming van de afspraken rondom natuurvriendelijk isoleren.
Het soortenmanagementplan (SMP) is de uiteindelijke oplossing voor de isolatieopgave voor alle woningen en gebouwen, en behoort tot de (middel)langetermijnoplossing. Daarbij is een omgevingsvergunning op basis van een SMP de meest robuuste manier om de isolatieopgave en soortenbescherming te combineren.
Met een soortenmanagementplan (SMP) wordt door een gemeente op basis van uitgebreid ecologisch onderzoek een biodiversiteitsplan gemaakt. Zo’n plan voorziet niet alleen in de wettelijke bescherming van kwetsbare dieren, maar biedt ook een aanvulling op de al genomen maatregelen voor de duurzame bescherming van populaties. Hiermee kan een gemeente een gebiedsgerichte omgevingsvergunning aanvragen bij de provincie.
Omdat het opstellen van een SMP tot twee jaar kan duren, mogen gemeenten en hun inwoners, tijdens de onderzoeksperiode in steeds meer provincies gebruikmaken van de pre-soortenmanagementplan aanpak (pre-SMP aanpak), mits de provincie werkt met de pre-SMP methodiek. De provincie kan op basis van dit pre-SMP een tijdelijke gebiedsgerichte omgevingsvergunning verlenen.
Een soortenmanagementplan (SMP) brengt alle beschermde dier- (en planten)soorten in kaart en stelt maatregelen op voor de bescherming ervan. Op basis van een SMP kan de provincie een vergunning verlenen voor de duur van tien jaar. Dit vermindert de regeldruk en zo kan verduurzaming, renovatie én bouw van vastgoed sneller verlopen, in lijn met de wettelijke verplichting rondom soortenbescherming.
Tijdens de onderzoeksperiode voor het SMP mogen gemeenten en hun inwoners gebruik maken van het pre-soortenmanagementplan (pre-SMP). Provincies kunnen op basis van dit pre-SMP een tijdelijke gebiedsgerichte omgevingsvergunning verlenen, in de meeste gevallen voor maximaal twee jaar.
Het opstellen van een SMP kan tot twee jaar duren. In de tussentijd kan een gemeente ervoor kiezen om met een pre-SMP te starten. Mocht er nog geen sprake zijn van een pre-SMP en SMP, dan zijn er ook oplossingen voor de korte termijn (zie onderstaande vraag). Gemeenten en provincies worden aangemoedigd om zo snel mogelijk te starten met uitvoering te geven aan de pre-SMP’s en SMP’s. Dit is van belang om de lokale aanpak isolatie binnen de uitvoeringstermijn te realiseren. Voor de SMP’s is vorig jaar een SPUK-regeling opengesteld voor € 54 miljoen en in 2024 is een tweede ronde beoogd. Gemeenten kunnen aanspraak maken op de middelen via de provincie. De hieronder beschreven kortetermijnoplossing is slechts tijdelijk (voor de komende drie jaar), en is bedoeld om de periode tot en met een (pre-)SMP te overbruggen en eigenaar-bewoners perspectief te bieden.
De uitvoeringstermijn voor de lokale aanpak isolatie is voor de drie tranches in principe drie jaar. Dat betekent dat de uitvoeringstermijn als volgt loopt:
- De eerste tranche tot eind 2026, voor 210 duizend woningen.
- De tweede tranche tot eind 2027, voor 286 duizend woningen.
- De derde tranche tot eind 2028, voor 213 duizend woningen.
Let op: voor de eerste tranche is drie keer een jaar verlenging mogelijk, waardoor de looptijd kan uitlopen tot eind 2029. Als op tijd met (de voorbereidingen op) de SMP’s wordt begonnen, kan van deze verlenging gebruikt gemaakt worden. Voor de tweede en de derde tranche is de mogelijkheid voorzien voor twee keer een jaar verlenging, dus tot uiterlijk respectievelijk eind 2029 en eind 2030.
Voor het isoleren van de vloer en de binnenkant van het dak, en het verbeteren van het glas geldt geen maximum percentage. Hier kan dus met de landelijke lijn NVI meer dan 6% worden verbeterd per CBS-buurt.
Voor de maatregelen buitenkant dak, spouw en borstwering geldt wel het maximumpercentage van 6% per CBS-buurt. Stel, er staan 150 woningen in een van de CBS-buurten van een gemeente, waarvan:
- 30 grondgebonden corporatiewoningen
- 10 grondgebonden woningen van private verhuurders
- 100 grondgebonden woningen van eigenaar-bewoners
- 10 niet-grondgebonden woningen (deels corporatiebezit, deels van eigenaar-bewoners)
Voor de 100 grondgebonden woningen van eigenaar-bewoners in deze CBS-buurt geldt dan de komende drie jaar de 6%-eis als er geen pre-SMP of SMP is, met een pre-SMP van 10% tot en met 30% en met een SMP geen maximumpercentage.
In deze CBS-buurt kunnen er dus met de landelijke lijn NVI de komende drie jaar 6 grondgebonden woningen van eigenaar-bewoners worden voorzien van isolatie in de spouwmuur, aan de buitenkant van het dak en t.a.v. de borstwering (6% van 100 woningen = 6 woningen). Wanneer gestart wordt met het opstellen van het SMP en er sprake is van een vergunning op basis van een pre-SMP kan dit oplopen tot 30 woningen (30% van 100 woningen = 30 woningen).
Voor andere isolatiemaatregelen gelden de genoemde percentages niet. Alle grondgebonden woningen van eigenaar-bewoners kunnen dus door vloer- en binnendakisolatie, en door het vervangen van glas verbeterd worden.
Als het SMP gereed is en de provincie een vergunning heeft verleend, kunnen alle woningen in de CBS-buurt, waaronder dus ook VvE’s en huurwoningen, worden voorzien van de genoemde isolatiemaatregelen.