In mei 2024 heeft het Rijk samen met IPO, de provincies en de VNG afspraken gemaakt over de landelijke aanpak Natuurvriendelijk Isoleren (NVI). Intussen is de opsporingsmethode eDNA inzetbaar voor het isoleren van spouwmuren. De eDNA-regeling sinds 7 maart 2025 van kracht. Met de eDNA-methode kunnen isolatiebedrijven op een effectieve manier aantonen of vleermuizen in de spouwmuren aanwezig zijn. Er zijn daarom nieuwe afspraken gemaakt over het isoleren.
Op dit moment gelden er hernieuwde afspraken over het natuurvriendelijk isoleren van spouwmuren. Met de komst van de eDNA-regeling per maart 2025 geldt er een aantal wijzigingen bij het gebruik van de werkwijze natuurvriendelijk isoleren. Deze pagina wordt komende periode stapsgewijs aangepast. De meest actuele informatie vind je in dit nieuwsbericht.
Gebruik eDNA-methode
Met betrekking tot de eDNA-regeling geldt dat na er na een negatieve eDNA-test geïsoleerd mag worden zonder maatregelen. Na een positieve uitslag (wanneer er sporen van vleermuizen zijn gevonden) mag er op grond van nieuwe inzichten niet meer volgens NVI geïsoleerd worden.
Wat betekent dit voor de woningeigenaar en het isolatiebedrijf?
Bij het isoleren van de woning kan een isolatiebedrijf worden ingeschakeld dat gebruikt maakt van de eDNA-regeling. Het isolatiebedrijf verzamelt sporen van vleermuizen met behulp van een spons. Vervolgens worden de sporen getest in een laboratorium, waarmee aangetoond kan worden of er DNA van een vleermuis aanwezig is of niet.
Dan kan de woningeigenaar direct doorgaan met isoleren, zonder extra maatregelen te treffen.
Dat betekent dat er vleermuizen aanwezig kunnen zijn in de woning. De woningeigenaar mag niet zomaar isoleren en moet een omgevingsvergunning aanvragen bij de provincie en moet in de meeste gevallen een ecologisch onderzoek starten. Bij alle afzonderlijke provincies is na te gaan op welke manier je hiermee aan de slag kunt.
De woningeigenaar kan er ook voor kiezen om te wachten totdat de gemeente een Soortenmanagementplan (SMP) heeft opgesteld. Op basis van een SMP verkrijgt de gemeente voor de hele gemeente of een deel ervan een omgevingsvergunning van de provincie. Dan is het niet nodig een apart vergunningstraject te doorlopen.
Natuurbescherming en woningisolatie
Het goed isoleren van woningen kan het gebruik van aardgas terugdringen. Ook draagt het bij aan de betaalbaarheid van de energierekening, het halen van de klimaatdoelen, en is het een noodzakelijke voorbereiding op de overstap naar een aardgasvrij alternatief. Bij het isoleren van woningen worden echter regelmatig beschermde dieren gedood of verstoord. Denk aan vleermuizen, huismussen en gierzwaluwen. Deze dieren zijn een belangrijk onderdeel van de Nederlandse biodiversiteit en zijn inmiddels zeer kwetsbaar. Biodiversiteit is belangrijk, omdat alle soorten hun eigen rol in de natuur hebben. Samen zorgen zij voor een balans, die uiteindelijk ook belangrijk is voor de mens. En er zijn wettelijke regels, ook bij het isoleren van bestaande woningen.
De bescherming van vleermuizen, huismussen, gierzwaluwen en andere beschermde dieren staat in het Besluit Kwaliteit en Leefomgeving van de Omgevingswet. Deze dieren leven vaak in de spouwmuren en onder daken van woningen. Omdat het om beschermde dieren gaat, hebben woningeigenaren een zorgplicht en moeten zij zich houden aan de verbodsbepalingen uit de Omgevingswet. Dat betekent dat je dieren niet mag doden of verstoren. Om hieraan te voldoen, kan er met ecologisch onderzoek vastgesteld worden of en welke beschermde dieren in de woning aanwezig zijn. Dit onderzoek moet door een ecoloog worden uitgevoerd. Voor woningeigenaren is ecologisch onderzoek per woning zeer tijdrovend en duur.
Wat is de methode Natuurvriendelijk Isoleren (NVI)?
Bij de afzonderlijke provincies is na te gaan of gebruik gemaakt kan worden van de NVI-methode. Als dat het geval is, dan kunnen woningeigenaren hun woning laten isoleren door een isolatiebedrijf in te schakelen dat natuurvriendelijk isoleert. NVI mag in dat geval toegepast worden zónder voorafgaand ecologisch onderzoek en zónder het aanvragen van een omgevingsvergunning. Woningeigenaren hoeven dus geen vergunning aan te vragen als zij een bedrijf inhuren dat natuurvriendelijk isoleert. Het isolatiebedrijf voert de isolatie dan uit volgens voorwaarden die onder de landelijke lijn NVI gelden.
Met de werkwijze NVI kan er zonder voorafgaand ecologisch onderzoek geïsoleerd worden. Hier geldt wel dat er bij de desbetreffende provincie moet worden nagegaan welke regels gelden. Woningeigenaren hoeven geen vergunning aan te vragen als zij een bedrijf inhuren dat natuurvriendelijk isoleert. Het isolatiebedrijf voert de isolatie dan uit volgens voorwaarden die onder de landelijke lijn NVI gelden. NVI is ontwikkeld door de provincie Utrecht. Bedrijven die natuurvriendelijk isoleren zijn te vinden op natuurvriendelijkisoleren.nl. Deze isolatiebedrijven hebben de training voor NVI gevolgd. Isolatiebedrijven die natuurvriendelijk isoleren werken op de volgende manier:
Voorafgaand aan het isoleren worden er uitvliegmogelijkheden voor de vleermuizen gerealiseerd. Dit wordt gedaan door zogenoemde ‘flappen’ (exclusion flaps). Deze flapjes worden voor kieren en gaten van de woning/het gebouw geplaatst. Hierdoor kunnen de vleermuizen wel uitvliegen, maar niet meer terug naar binnen. Dit heet natuurvrij maken. Deze manier van werken voorkomt dat vleermuizen gedood worden tijdens de isolatie.
Er wordt altijd een ruimte vrijgehouden voor de vleermuizen in de spouw (lokale compensatie). Daar waar van toepassing wordt ook voor huismussen en gierzwaluwen gecompenseerd. Het isolatiebedrijf houdt daarvoor een klein gedeelte van de spouw (in de nok) vrij van isolatiemateriaal. Dit heeft geen gevolgen voor de isolatiewaarde en heeft geen significant effect op ontstaan van koudebruggen en/of vochtdoorslag.
Isolatiebedrijven werken volgens de natuurkalender. Dit houdt in dat in de kraam- of broedperiode tussen 1 april en 31 juli en de winterslaap tussen 1 november en medio maart geen isolatiewerkzaamheden mogen worden uitgevoerd omdat dieren dan verstoord of gedood kunnen worden. Wanneer voorafgaand aan die periodes de woning al natuurvrij is gemaakt kan wél geïsoleerd worden.
Naast de bovenstaande elementen die isolatiebedrijven hanteren om te werken met NVI, zijn er een aantal randvoorwaarden om deze werkwijze landelijk te laten gelden:
Maximum percentage. Er geldt landelijk een maximum percentage van 6% (voor 3 jaar) per CBS-buurt voor de particuliere woningen die op deze wijze geïsoleerd mogen worden. Het percentage is volgens de volgende fasering: 3% voor het eerste jaar, 2% voor het tweede jaar en 1% voor het derde jaar. Dit percentage geldt de komende drie jaar voor het isoleren van de spouwmuur, het buitendak, buitenmuur/gevel en borstwering. Het percentage is vastgesteld om het risico op aantasting van (kraamverblijven van) de beschermde diersoorten zo laag mogelijk te houden. Voor werkzaamheden zoals isolatie van binnendak en binnenmuur gelden wel regels, maar deze werkzaamheden tellen niet mee voor het maximum percentage.
Meldingsapplicatie.Isolatiebedrijven die de training Natuurvriendelijk Isoleren hebben afgerond, krijgen toegang tot de landelijke ‘Meldingsapplicatie Natuurvriendelijk Isoleren’. Daarin houden isolatiebedrijven bij welke woningen natuurvriendelijk geïsoleerd worden. De provincie en omgevingsdiensten (het bevoegd gezag) monitoren dit en richten hier hun handhaving op in. Zodra het jaarlijkse percentage van 6% overschreden wordt, krijgt het isolatiebedrijf een melding dat er in het desbetreffende gebied niet doorgeïsoleerd kan worden. Provincies zijn verantwoordelijk voor het verstrekken van toegang tot de meldingsapplicatie aan gemeenten en omgevingsdiensten.
Compensatieopgave (realiseren van alternatieve verblijfplaatsen op gemeenteniveau). Om de grotere (kraam)verblijven van dieren die verloren zijn gegaan tijdens het isoleren te compenseren, is er een opgave voor gemeenten om te zorgen voor nieuwe, kraam- of broedplekken voor de diersoorten door de hele gemeente heen. Het ministerie van VRO heeft de compensatieopgave (aantallen alternatieve verblijfplaatsen) laten berekenen en stelt de gegevens beschikbaar aan gemeenten en provincies. Het realiseren van deze alternatieve verblijfplaatsen door gemeenten is alleen nodig voor vleermuizen. Dit geldt niet voor andere diersoorten zoals de gierzwaluw en de huismus. Isolatiebedrijven nemen voor deze vogels maatregelen volgens de werkwijze natuurvriendelijk isoleren. De compensatieopgave vindt plaats volgens de volgende faseringsroute:
80% van de gemeentelijke opgave wordt gerealiseerd vóór 15 februari 2025.
20% van de gemeentelijke opgave wordt gerealiseerd vóór 1 april 2026.
Ter ondersteuning van gemeenten is in opdracht van het ministerie van LVVN en RVO een handboek samengesteld waarin staat welke alternatieve voorzieningen gerealiseerd kunnen worden en waar op te letten bij de realisatie van de verblijfplaatsen. Het handboek NVI korte termijn is beschikbaar gesteld voor gemeenten. Daarbij worden er middelen beschikbaar gesteld aan gemeenten voor de realisatie van alternatieve verblijfplaatsen. Deze zijn onderdeel van de SPUK regeling die eind december 2023 is opengesteld. In 2024 is de tweede tranche geopend.
Wat betekent dit voor de woningeigenaar?
NVI betekent dat woningeigenaren geen duur ecologisch onderzoek hoeven uit te voeren. Woningeigenaren hoeven geen vergunning aan te vragen als zij een bedrijf inhuren dat natuurvriendelijk isoleert. Het isolatiebedrijf voert de isolatie dan uit volgens voorwaarden die onder de landelijke lijn NVI gelden. Dit betekent wel dat altijd gewerkt moet worden volgens de natuurkalender, altijd natuurvrij gemaakt moet worden en er altijd vervangende verblijfplaatsen moeten worden gerealiseerd door een hierin getraind isolatiebedrijf. Uiteraard mag ook het reguliere traject nog steeds gevolgd worden, waarin jaarrond onderzoek wordt gedaan en een vergunning wordt aangevraagd. Deze afgesproken werkwijze is echter maar tijdelijk, totdat er landelijk pre-SMP’s en SMP’s gerealiseerd zijn en gewerkt kan worden onder gemeentebrede vergunningen. Omdat het opstellen van een SMP tot 2 jaar kan duren, is er gekozen voor een kortetermijnaanpak. Intussen wordt er met de betrokken partijen onderzocht of een gedragscode mogelijk is, waarbij alle onderzoeksmethoden worden geïntegreerd tot een integrale gedragscode. Dit zou een oplossing kunnen zijn voor de termijn totdat er landelijk SMP’s gelden. Het einddoel is om te komen tot gemeentedekkende SMP’s in heel het land.
Voor welke woningen?
De kortetermijnaanpak geldt alleen voor grondgebonden particuliere koopwoningen in het stedelijk gebied. Dit zijn eengezinswoningen, maar ook boven- en benedenwoningen of gesplitste woningen tot en met maximaal een vierde woonlaag. Dit kan dus van toepassing zijn voor zeer kleine VvE’s die in gesplitste boven-/benedenwoningen zitten. Voor VvE’s is de mogelijkheid om het ecologisch onderzoek te subsidiëren via de SVVE.
Natuurvriendelijk Isoleren geldt niet voor huurwoningen en voor flats, portiekflats en appartementencomplexen. De laatstgenoemde gebouwen zijn gewilde verblijfplaatsen voor grote groepen vleermuizen (bijvoorbeeld massawinterverblijven), omdat ze veel meer en veel grotere plekken omvatten waar de dieren zich kunnen nestelen. Het isoleren van deze gebouwen zonder ecologisch onderzoek brengt een onaanvaardbaar groot ecologisch risico met zich mee. Bewoners van deze gebouwen moeten dus of zelf ecologisch onderzoek laten uitvoeren - en kunnen hiervoor 75% van de kosten vanuit de Subsidie verduurzaming voor Verenigingen van Eigenaars (SVVE) voor krijgen - of wachten op het gemeentelijk SMP en een gebiedsdekkende vergunning van de provincie.
Ook woningen in het bezit van woningcorporaties vallen niet onder de kortetermijnaanpak. Ook daar geldt een onaanvaardbaar groot risico omdat de verduurzaming daar blok-/straatgewijs plaatsvindt. Zij moeten dus zelf ecologisch onderzoek laten doen en een vergunning aanvragen. Woningcorporaties doen dit al jaren op deze wijze, en onderzoeken voor de komende jaren lopen al. Als het SMP er eenmaal is, kunnen zij daar wel bij aanhaken. Zij hoeven dan niet meer zelf ecologisch onderzoek uit te laten voeren.
Het uiteindelijke doel van de landelijke aanpak is dat gemeenten met een SMP gaan werken. Met een SMP wordt door een gemeente op basis van uitgebreid ecologisch onderzoek, een biodiversiteitsplan gemaakt. Zo’n plan voorziet niet alleen in wettelijke bescherming van kwetsbare dieren, maar ook in een ‘plus’ voor duurzame bescherming van populaties. Hiermee kan een gemeente voor haar woonkernen een gebiedsgerichte omgevingsvergunning aanvragen bij de provincie.
In de komende drie jaar zullen gemeenten werken aan het starten van het SMP-onderzoek. Als voorloper op het SMP kunnen gemeenten de keuze maken om gebruik te maken van het pre-SMP. Dit is een tijdelijke ontheffing die verkregen wordt bij de provincie, onder voorwaarde dat het ecologisch onderzoek van het SMP gestart is. De kern van het pre-SMP is dat woningeigenaren, in afwachting van het volledig ecologisch onderzoek voor hun gemeente, wel al door kunnen met isoleren zolang er wordt gewerkt volgens de werkwijze Natuurvriendelijk Isoleren.