Opkoopbescherming moet starters meer kansen geven
Met het aannemen van de voorgestelde aanpassingen van de Woningwet, stemde de Eerste Kamer ook in met het amendement over de opkoopbescherming. Om woningzoekenden, waaronder starters en middeninkomens, op de woningmarkt meer kans te geven op een betaalbare koopwoning, kan een gemeente er straks voor kiezen een opkoopbescherming in te voeren.
Dit kan in buurten waar schaarste is aan goedkope en middeldure koopwoningen of wanneer de leefbaarheid van een buurt onder druk staat door het opkopen van woningen voor de verhuur. De gemeente moet vooraf bepalen welke woningen in het goedkope en middeldure segment vallen. De opkoopbescherming zorgt ervoor dat in gewilde gebieden huizen niet zomaar kunnen worden opgekocht voor de verhuur. Op die manier blijven meer koopwoningen beschikbaar voor mensen die er zelf in gaan wonen.
Uitzonderingen
In drie uitzonderingsgevallen moet een gemeente, ondanks de ingevoerde opkoopbescherming, toch een vergunning voor verhuur verlenen. Dit is het geval bij:
- woningen die aan familie worden verhuurd;
- woningen die onderdeel zijn van een winkel-, kantoor- of bedrijfspand;
- woningen die tijdelijk worden verhuurd.
Voor de tijdelijke verhuur geldt de voorwaarde dat de eigenaar de woning minimaal één jaar zelf heeft bewoond en het niet gaat om toeristische verhuur. Daarnaast kunnen gemeenten zelf extra uitzonderingsgevallen vaststellen die passend zijn bij de problematiek en samenstelling van de buurt. Het amendement geeft gemeenten minimaal vijf jaar de mogelijkheid om een opkoopbescherming in te voeren. Binnen vijf jaar vindt er een evaluatie plaats naar de noodzaak en relevantie van deze maatregel in de economische situatie van dat moment. De verwachting is dat de opkoopbescherming per 1 januari 2022 in werking treedt.