Op deze pagina vind je veelgestelde vragen over doorstroomlocaties.
1. Algemeen
Een doorstroomlocatie is een locatie waar gemeenten statushouders kunnen huisvesten met tijdelijke financiële ondersteuning vanuit het Rijk. In een doorstroomlocatie wonen statushouders die gekoppeld zijn aan en ingeschreven staan in de desbetreffende gemeente(n). De gemeente is verantwoordelijk voor deze statushouders. Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) is niet meer betrokken. Statushouders kunnen in een doorstroomlocatie direct beginnen met inburgeren en participeren.
Een doorstroomlocatie is huisvesting zoals bedoeld in de Huisvestingswet. Eén van de voorwaarden van een doorstroomlocatie is dat ieder huishouden (ook alleengaanden/alleenstaanden) een eigen, afsluitbare slaapkamer heeft.
Er zijn twee varianten:
- Een lokale doorstroomlocatie: gerealiseerd door één gemeente voor de aan de betreffende gemeente gekoppelde statushouders.
- Een regionale doorstroomlocatie: gerealiseerd door een gemeente in samenwerking met een (aantal) regiogemeente(n) voor aan deze gemeente(n) gekoppelde statushouders.
Er zijn op dit moment (augustus 2025) 22 locaties in Nederland die de Bekostigingsregeling huisvesting vergunninghouders in doorstroomlocaties hebben gebruikt. In totaal gaat het om ongeveer 1.200 plekken.
Het Rijk ondersteunt doorstroomlocaties met een financiële regeling voor gemeenten. Gemeenten ontvangen een vergoeding voor transitiekosten om een locatie geschikt te maken en een vergoeding (normbedrag) voor de exploitatie van een locatie.
2. Aanvraagprocedure
Iedere gemeente doet eerst een informele aanvraag via één van de accounthouders van het programma doorstroomlocaties via postbusdoorstroomlocaties@minjenv.nl. Deze informele aanvraag is een voorwaarde voor het doen van een formele aanvraag in het subsidieportaal. Na akkoord van de accounthouder mag de gemeente een formele aanvraag indienen via het subsidieportaal.
De gemeente krijgt de beschikking binnen 13 weken nadat het Rijk de aanvraag via het subsidieportaal heeft ontvangen. De uitbetaling vindt vervolgens plaats binnen 6 weken na het verzenden van de beschikking.
De beschikking is van toepassing op de gehele periode waarin de gemeente de Bekostigingsregeling huisvesting vergunninghouders in doorstroomlocaties gebruikt. De uitbetaling (in de vorm van een voorschot) gaat vervolgens per jaar. Verantwoording van de voorschotten van het normbedrag gebeurt uiterlijk op 15 juli in het daaropvolgende jaar. Aan het einde van de periode wordt de balans opgemaakt. Tussentijds wordt er dus niet afgerekend.
De minister heeft mandaat om in totaal 8.500 plekken te realiseren. Iedere gemeente kan dus een aanvraag doen totdat in totaal 8.500 plekken zijn gerealiseerd. Hier geldt: wie het eerst komt, wie het eerst maalt.
In mei 2025 verbleven er circa 17.000 statushouders in de COA-opvang. Een deel van deze statushouders kan gehuisvest worden in een doorstroomlocatie. Intussen werkt het Rijk aan een doelgroepflexibele regeling, die het mogelijk maakt huisvesting voor meerdere doelgroepen te realiseren, waaronder statushouders.
De SPUK loopt tot 31 december 2028. Het indienen van een aanvraag kan tot 1 oktober 2027.
De aanvraag voor de SPUK mag gaan over werkzaamheden die nog gedaan moeten worden of die al zijn gedaan in hetzelfde jaar waarin je de aanvraag doet. De aanvraag dient uiterlijk 1 november van een kalenderjaar te zijn gedaan (met uitzondering van 2027, dan geldt een aanvraagdeadline van 1 oktober).
3. Voorwaarden
De doelgroep van een doorstroomlocatie zijn gekoppelde statushouders die nog niet gehuisvest zijn en verblijven in een opvanglocatie van het COA. Ook nareizende familieleden die niet uit een COA-opvang komen en oud AMV’ers die uit een Nidos-locatie komen, mogen gehuisvest worden in een doorstroomlocatie. Gemeenten hebben de mogelijkheid om op dezelfde locatie ook andere doelgroepen te huisvesten, bijvoorbeeld lokale spoedzoekers of Oekraïense ontheemden. Het huisvesten van andere doelgroepen wordt niet gefinancierd uit de Bekostigingsregeling huisvesting vergunninghouders in doorstroomlocaties.
De doorstroomlocatie moet voldoen aan het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), bestaande bouw. De eisen uit het Bbl gelden als minimale vereisten voor een doorstroomlocatie. Aanvullend op het Bbl zijn enkele richtlijnen ontwikkeld. Deze richtlijnlijnen hebben betrekking op privacy, minimale afmetingen, sanitaire voorzieningen, keuken en de gemeenschappelijke ruimte. Zie hiervoor de handreiking doorstroomlocaties.
4. Financiën
Voor het gereedmaken van een pand verstrekt het Rijk een éénmalige marktconforme transitievergoeding. De maximale vergoeding is onder andere gebaseerd op het aantal plekken in de doorstroomlocatie en de periode dat de locatie beschikbaar is.
Alleen de werkelijk gemaakte transitiekosten worden vergoed. De opgevoerde kostenposten moeten passen bij een transitie. Dit zijn bijvoorbeeld: kosten voor het bouwrijp maken van de grond, installaties, het plaatsen van keukens en sanitaire voorzieningen, en het plaatsen van tussenwanden. Ook kosten voor het herstellen in de oude staat na de exploitatietermijn en huurkosten tijdens de verbouwing komen in aanmerking voor de transitiekostenvergoeding. De aanschaf van (on)roerend goed en de aanschaf van inventaris komen niet in aanmerking voor een transitievergoeding.
Het normbedrag voor lokaal geplaatste statushouders is € 60 per persoon per dag. Voor regionaal geplaatste statushouders is dit € 68 per persoon per dag. Deze bedragen zijn inclusief btw.
Gemeenten kunnen een aanvraag doen voor maximaal 3 jaar (met een uiterlijke datum van 31 december 2028). Gemeenten ontvangen één jaar financiering per statushouder. Als deze statushouder doorstroomt ontvangt de gemeente voor de volgende statushouder weer voor één jaar financiering. Wanneer er geen doorstroom plaatsvindt, kan de gemeente dus voor één jaar financiering ontvangen, maar wanneer er wel sprake is van doorstroom kan de gemeente tot maximaal 3 jaar financiering ontvangen vanuit de Bekostigingsregeling huisvesting vergunninghouders in doorstroomlocaties.
Omdat voor ongeveer 90% van de statushouders geldt dat zij vanuit de COA-opvang binnen een jaar (gemiddeld binnen 9 maanden) na vergunningverlening worden gehuisvest in een gemeente.
5. Sociaal domein
Ja, het verblijf in de doorstroomlocatie telt mee voor de wettelijke huisvestingstaakstelling van de gemeente waaraan de statushouder is gekoppeld. Het is daarom de taak van de koppelgemeente om binnen tien weken na huisvesting in de doorstroomlocatie een persoonlijk Plan Inburgering en Participatie (PIP) op te stellen samen met de statushouder.
6. Exploitatie
De doorstroomgemeente kan huur of een gebruiksvergoeding aan de statushouder vragen voor het verblijf in de doorstroomlocatie. Een gemeente is vrij om zelf invulling te geven aan de financiële compensatie die de statushouder moet betalen voor diens verblijf in de doorstroomlocatie. Het advies is om woningcorporaties te betrekken bij de exploitatie van de doorstroomlocatie, om zo gebruik te kunnen maken van hun ervaring met de inning van huurgelden.
Het is mogelijk om huur of een gebruiksvergoeding te vragen. De nieuwe Wet vaste huurcontracten maakt een uitzondering voor onder meer statushouders die direct uit een COA-locatie komen. In het kort zijn er twee opties:
- Volledige bijstandsuitkering + tijdelijk huurcontract op basis van door verhuurder vastgestelde redelijke huur binnen de liberalisatiegrens.
- Gedeeltelijke bijstandsuitkering + bruikleenovereenkomst + bijdrage voor servicekosten.
Statushouders die in asielopvanglocaties van het COA verblijven, mogen huisvesting in een doorstroomlocatie of via de Regeling stimuleren uitstroom vergunninghouders uit de asielopvang (HAR+) niet weigeren.
Doorstroomlocaties zijn een vorm van huisvesting. Gemeenten hebben beleidsvrijheid om op basis van de Huisvestingswet 2014 zelf regels vast te stellen over woningweigering. Het is belangrijk om de contractvorm waaronder een statushouder op de doorstroomlocatie verblijft mee te nemen in de beslissing hierover. Voor een tijdelijk en vast huurcontract geldt dat de gemeente niet verplicht is om een tweede woning te bieden na weigering.
7. Doelgroepen
De doorstroomlocatie is een goede oplossing voor het plaatsen van referenten (en nareizigers). Vaak worden referenten nog niet in een permanente woning geplaatst als de familie nog niet in Nederland is. Een plaatsing in een doorstroomlocatie is een goede optie om deze periode te overbruggen zodat de referent alvast kan beginnen met inburgeren. Als nareizigers er zijn, kan een gemeente een passende gezinswoning aanbieden.
Nareizende familieleden kunnen ook in een doorstroomlocatie worden gehuisvest als er nog geen passende huisvesting is gevonden. Ook voor deze statushouders ontvangen gemeenten het normbedrag.
Dat is mogelijk. Deze jongeren met status komen vanuit kleine wooneenheden (KWE) of woongroepen (KWG) die vallen onder Nidos. Een doorstroomlocatie kan tijdelijk fungeren als woonruimte na verblijf in een KWE of KWG. Als een gemeente gebruikmaakt van de Bekostigingsregeling huisvesting vergunninghouders in doorstroomlocaties voor jongeren, dan adviseert Nidos om te denken aan kleinschalige, onzelfstandige huisvesting en hierbij ook rekening te houden met de samenstelling van de groep medebewoners. Ook raadt Nidos aan om een locatie te kiezen waar zij (oud-AMV’ers) onderdeel kunnen zijn van de plaatselijke gemeenschap.
In de factsheet 'Woningdelen, praktische ervaring van buiten de provincie' staan voorbeelden van gemeenten die kamergewijze verhuur toepassen voor statushouders (één van de manieren waarop een doorstroomlocatie ingericht kan worden voor jongeren). Wanneer een gemeente een doorstroomlocatie voor alleenstaande jongeren wil realiseren is het verzoek dit te melden via postbusdoorstroomlocaties@minjenv.nl of rechtstreeks bij de gemeentelijke accounthouder. Vanwege de kwetsbaarheid van de AMV-doelgroep is het belangrijk dat Nidos betrokken wordt bij het proces.
8. Combinatiemogelijkheden regelingen
Ja, dat is mogelijk op drie manieren:
- Een doorstroomlocatie in een flexwoning
- Een doorstroomlocatie in een getransformeerd pand (bestaande gebouwen zonder woonfunctie die door aanpassingen wel een woonfunctie krijgen)
- Een doorstroomlocatie in een uitgebreide woning (woningen toevoegen aan een bestaand gebouw door optoppen of op een andere manier een bestaand gebouw met woningen uitbreiden. Er komen nieuwe vierkante meters bij. Woningensplitsen valt hier dus niet onder.)
De woningen moeten voldoen aan de voorwaarden uit de SFT. Eén van die voorwaarden is dat 30% wordt gereserveerd voor Oekraïense ontheemden of statushouders. Het deel dat gereserveerd wordt voor statushouders kan vervolgens worden ingezet als doorstroomlocatie. De businesscase moet negatief zijn na het combineren van de regelingen en er mag niet twee keer een bijdrage worden gegeven voor dezelfde activiteit. Financiering afkomstig van de Bekostigingsregeling huisvesting vergunninghouders in doorstroomlocaties mag niet worden gebruikt voor de aanschaf van units.
Dat is mogelijk, mits aan de voorwaarden voor de regeling voor de doorstroomlocaties wordt voldaan. Een doorstroomlocatie is namelijk een locatie met woonruimtes, als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Huisvestingswet 2014. In lijn met de Huisvestingswet heeft in de doorstroomlocatie ieder huishouden recht op een eigen, afsluitbare slaapkamer. Ook alleengaanden/alleenstaanden. Vanwege de samenstelling van de statushouders die verblijven in de opvanglocaties van het COA betekent dit dat ongeveer 75% van de kamers eenpersoonskamers moeten zijn.
Voor deze personen ontvangt de gemeente slechts 1 keer (óf uit de HAR óf uit de Bekostigingsregeling huisvesting vergunninghouders in doorstroomlocaties) financiering. Stapelen is in beginsel niet mogelijk.