Het statistisch woningtekort uitgelegd

Hoe berekent het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) het aantal woningen dat de aankomende jaren gebouwd moet worden? Welke factoren en ontwikkelingen worden meegenomen? Hieronder staat stap voor stap waar rekening mee gehouden wordt en hoe het benodigde aantal woningen wordt bepaald. 

Klik op de pijlen links en rechts van de onderstaande slider om de volgende visual te bekijken. Onder elke visual staat een toelichting.

  • Dit is afbeelding 1 van de 7. Hierop staat hoe het woningtekort in Nederland wordt berekend. Onder de afbeelding staat een toelichting op deze afbeelding. Dat is op de pagina https://www.volkshuisvestingnederland.nl/onderwerpen/berekening-woningbouwopgave.

    Om te berekenen hoeveel woningen er gebouwd moeten worden, heeft het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening inzicht nodig in de ontwikkeling van het aantal huishoudens en van de woningvoorraad. In 2024 zijn er 8,385 miljoen huishoudens en 8,204 miljoen woningen in Nederland.

  • Van de circa 8,385 miljoen huishoudens woont 7,776 miljoen zelfstandig in een (eigen) woning. De resterende 610 duizend huishoudens wonen in bijzondere woonvormen: zij delen bijvoorbeeld een woning, wonen in een recreatiewoning of in leegstaand vastgoed zoals voormalig kantoorgebouwen en winkelruimtes. Van deze groep wordt aangenomen dat de huishoudens van 25 jaar en ouder (circa 359 duizend huishoudens) op zoek zijn naar een zelfstandige woning. Daarnaast zijn er de starters op de woningmarkt, zoals jongeren die zelfstandig willen gaan wonen of immigranten. Tot slot zijn er ook huishoudens die de woningmarkt verlaten, zoals emigranten of huishoudens die naar een verpleeghuis verhuizen. Door het verschil tussen starters en woningmarktverlaters komen er per saldo 92 duizend woningvragers bij. De woningzoekers (359 duizend) en de bijkomende starters (92 duizend) tellen samen op tot een totale vraag naar 451 duizend woningen.

  • In Nederland staan ruim 8,2 miljoen woningen, waarvan er 7,776 miljoen bewoond zijn. De resterende 429 duizend woningen zijn niet beschikbaar of worden niet (permanent) bewoond. Een deel hiervan (135 duizend) staat tijdelijk leeg omdat de nieuwe bewoner nog moet verhuizen of de woning verbouwd wordt. Naar schatting zijn 244 duizend woningen niet beschikbaar omdat ze in gebruik zijn als tweede woning of worden bewoond door een institutioneel huishouden, zoals een begeleid wonen traject. De overige 50 duizend woningen staan langer dan een jaar leeg en zijn beschikbaar voor bewoning.

  • Er zijn in 2024 circa 451 duizend woningvragers en 50 duizend beschikbare woningen, waarmee het statistische woningtekort uitkomt op 401 duizend woningen. Dat is een tekort van 4,9% ten opzichte van de totale voorraad. Dit tekort is gebaseerd op actuele statistieken over huishoudens, hun woonsituatie en de woningvoorraad. Daarom wordt gesproken over het statistisch woningtekort. Het tekort wordt gezien als een indicator voor de spanning op de woningmarkt. Hoe hoger het tekort, hoe groter de spanning. Het is niet nodig om het tekort terug te brengen naar 0 woningen, dan kan er bijvoorbeeld leegstand ontstaan. Als het tekort rond de 2% ligt, is er sprake van een acceptabele spanning op de woningmarkt.

  • Om de woningbouwopgave voor de aankomende jaren te bepalen wordt met de Primos-prognose* gekeken wat de verwachte toename van de bevolking is, hoeveel het aantal huishoudens toeneemt en hoeveel extra woningen vervolgens nodig zijn om de groei van het aantal huishoudens op te vangen. In de komende vijftien jaar groeit het aantal inwoners met circa 1,17 miljoen personen en het aantal huishoudens met 886 duizend. De benodigde groei van de woningvoorraad wordt hierop afgestemd, maar is niet exact gelijk. Een deel van de huishoudens kiest immers bewust voor een gedeelde woning of een niet-woning, zoals een woonboot of woonwagen. *De Primos-prognose is opgesteld op basis van de Nationale Bevolkingsprognose van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

  • In de komende vijftien jaar komen er naar verwachting bijna 1,3 miljoen woningen bij door nieuwbouw, het splitsen van woningen en door de transformatie van bijvoorbeeld oude kantoorpanden en leegstaande winkels naar woningen. Waar en wanneer die woningen gebouwd worden is onder meer afhankelijk van de regionale woningbouwprogramma’s, de woningbouwplannen en de productiecapaciteit van de bouwsector. Tegelijk verdwijnen er naar schatting ook 190 duizend woningen door sloop en samenvoeging van woningen. Dit resulteert in een netto groei van de woningvoorraad van circa 1,1 miljoen woningen tot aan 2039. Naar verwachting is er dan een woningvoorraad van bijna 9,3 miljoen woningen.

  • Er zijn in de afgelopen periode minder bouwvergunningen afgegeven dan wenselijk. De verwachting is dat de spanning op de woningmarkt eerst nog verder oploopt. Ook omdat het een aantal jaar duurt voordat de nieuwe woningen bewoond kunnen worden. Het statistisch woningtekort blijft dus nog op het huidige niveau. Vanaf 2027 zal dit in gestaag tempo afnemen. Het statistisch woningtekort is een indicator voor de spanning op de woningmarkt. Bij een tekort van 0% is bij wijze van spreken voor elke woningzoekende direct een woning beschikbaar. Te veel aanbod van huizen, als er sprake is van een woningoverschot, kan voor negatieve effecten zorgen zoals leegstand en risico op achterstallig onderhoud en verpaupering. Te weinig aanbod leidt tot meer woningdelers, langere wachttijden sociale huur, oververhitting en een opdrijvend prijseffect.