Op dit moment zijn er te weinig woningen en onvoldoende locaties om te bouwen. De vraag is groot: jaarlijks moeten er 100.000 woningen worden gerealiseerd. Twee derde daarvan moet uit betaalbare koop- en huurwoningen bestaan. En van alle nieuw te bouwen woningen moet 30% sociale huurwoningen zijn. De wet Versterking regie volkshuisvesting zorgt ervoor dat het Rijk, provincies en gemeenten daar regie op kunnen nemen.
De Wet versterking regie volkshuisvesting zorgt voor meer regie op hoeveel, waar en voor wie we bouwen.
Hier vind je veelgestelde vragen over de regie op hoeveel, waar en voor we bouwen.
Het Rijk, provincies en gemeenten maken verplicht een volkshuisvestingsprogramma. Hierin staat concreet hoeveel, waar en voor welke specifieke doelgroepen – zoals ouderen en studenten – zij gaan bouwen. Provincies moeten daarnaast, samen met gemeenten, zorgen voor voldoende bouwlocaties voor woningen. In totaal gaat het om genoeg locaties om 100.000 woningen per jaar te realiseren. Zo worden landelijke doelen naar lokaal niveau vertaald.
De grondwettelijke zorg voor voldoende woningen wordt verankerd in de Omgevingswet. Dit geeft het Rijk en provincies de mogelijkheid om via instructieregels en besluiten juridisch te sturen op hoeveel en voor wie er gebouwd moet worden. Bijvoorbeeld om een knoop door te hakken over nieuwbouwlocaties. Als medeoverheden er onderling niet uitkomen, kan de minister in het uiterste geval nieuwbouwlocaties aanwijzen.
Ook de inzet van de woningcorporaties is hard nodig. Via lokale prestatieafspraken leggen zij met gemeenten vast waar en wanneer deze woningen er komen. Als dit spaak loopt, kan de minister op advies van een landelijke adviescommissie een bindende uitspraak doen. Daarmee kan iedereen verder.
In 2022 zijn afspraken gemaakt tussen het Rijk en de provincies over het aantal te bouwen sociale huurwoningen, middenhuurwoningen en betaalbare koopwoningen per provincie. In 2023 zijn deze bestuurlijke afspraken vertaald in regionale woondeals, waarin afspraken zijn gemaakt over concrete bouwlocaties, hoeveel woningen er in die regio tot en met 2030 gebouwd moeten worden en hoeveel woningen er per prijssegment in elke provincie moeten worden gebouwd. In totaal moeten de bestuurlijke afspraken voor de desbetreffende regio optellen tot voldoende betaalbare woningen: twee derde van de te bouwen woningen moet betaalbaar zijn en 30% van de woningbouw moet sociale huur zijn. In de volkshuisvestingsprogramma’s verankeren gemeenten de afspraken uit de woondeals over hoeveel, waar en voor wie we bouwen en welke maatregelen daarvoor worden getroffen. De volkshuisvestingsprogramma’s zijn dus een verankering en uitwerking op gemeentelijk niveau van de bestuurlijke afspraken uit de woondeals. Bekijk de visual over de samenhang tussen de wet Versterking regie, de woondeals en de volkshuisvestingprogramma’s.
Ook wanneer de wet gaat gelden gaan we door met het maken van bestuurlijke afspraken over de woningbouw tussen de verschillende overheden. Wat verandert ten opzichte van de huidige situatie is dat de bestuurlijke afspraken vervolgens worden opgenomen in de volkshuisvestingsprogramma’s. Deze bestuurlijke afspraken worden regelmatig geactualiseerd.
De regionale afstemming om tot deze afspraken te komen vindt plaats in een woningbouwregio (deze regio wordt met het wetsvoorstel wettelijk verankerd in de omgevingsverordening). Het ligt voor de hand dat deze indeling gelijk is aan de woondealregio. Daarnaast voert de provincie in de regie gevoerd op de realisatie van de woningbouwopgave. Ook voert de provincie het gesprek over wat partijen van elkaar verwachten en van elkaar nodig hebben. Bijvoorbeeld op het gebied van voorwaarden voor woningbouw of het oplossen van knelpunten rondom netcongestie. De afspraken die partijen op de bestuurlijke woondealtafels maken en bijvoorbeeld opnemen in een verslag, vertalen overheden vervolgens door naar het eigen volkshuisvestingsprogramma.
De woonvisie vervalt en wordt vervangen door het volkshuisvestingsprogramma en de omgevingsvisie, zoals opgenomen in de Omgevingswet. Het volkshuisvestingsprogramma schrijft voor over welke onderwerpen de gemeente lokaal beleid maakt. Dit betekent dat de uitwerking van dit beleid met de onderwerpen vanuit het volkshuisvestingsprogramma een plek krijgen in de lokale prestatieafspraken.
Het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting zorgt op deze manier voor een versteviging van de lokale prestatieafspraken: de lokale prestatieafspraken vormen een uitwerking van de geïntroduceerde volkshuisvestingsprogramma’s.
De lokale prestatieafspraken worden verder verstevigd door het ontwerpbesluit. Die regelt dat de mogelijkheid voor het indienen van een geschil over lokale prestatieafspraken wordt uitgebreid. Hierdoor kunnen geschillen over de nakoming van lokale prestatieafspraken ook aan de minister worden voorgelegd. Zo verstevigen we de wederkerigheid van de lokale prestatieafspraken.
De gemeente moet in het volkshuisvestingsprogramma de verbinding leggen tussen wonen en zorg en ondersteuning. Zorg en ondersteuning zijn immers randvoorwaarden voor adequate huisvesting voor de mensen die dat nodig hebben. Het wetsvoorstel regelt dat de gemeente het initiatief neemt om bij het gesprek over lokale prestatieafspraken de (zorg)aanbieders te betrekken die hieraan een bijdrage kunnen leveren. De gemeente bepaalt welke partijen worden betrokken; de lokale praktijk is immers in iedere gemeente anders. De gemeente bepaalt ook op welke manier zij de relevante zorg- en ondersteuningspartijen betrekt. De zorg- en ondersteuningspartijen zijn geen ondertekenende partij bij de lokale prestatieafspraken, maar leveren daarvoor dus wel input.