De woningnood in Nederland is groot. Overal staan gemeenten voor de opgave om snel meer betaalbare woningen te bouwen. Woningen die passen bij de behoeften en mogelijkheden van Nederlanders. Twee derde van de te realiseren woningen moet daarom betaalbaar zijn. Zodat ook starters, gezinnen met een middeninkomen, ouderen en mensen die afhankelijk zijn van een sociale huurwoning een kans hebben op een woning.

Maar betaalbare woningen bouwen is vaak niet rendabel genoeg. De extra kosten die nodig zijn om betaalbare woningen te realiseren, komen grotendeels bij gemeenten terecht. Het Rijk springt daarom bij met financiële regelingen om gemeenten te ondersteunen bij de woningbouw. Zodat het bouwen van betaalbare woningen haalbaar wordt. Want elke betaalbare woning die erbij komt, in elke gemeente in Nederland, maakt verschil. 

Stelsel van regelingen

Om deze ondersteuning voorspelbaar en eenvoudiger te organiseren, heeft het Rijk een samenhangend pakket van financiële regelingen opgezet. Daarmee worden de tekorten voor gemeenten deels gedekt. Denk bijvoorbeeld aan de kosten die zij maken voor bodemsanering of voor het inrichten van de openbare ruimte. Het stelsel bestaat uit de volgende regelingen:

Samen vormen deze regelingen een solide stelsel waarmee het Rijk gemeenten in heel Nederland ondersteunt bij hun woningbouwopgave. Zo bouwen we samen aan voldoende en betaalbare woningen voor iedereen.

Waarom meer eenvoud en voorspelbaarheid?

De keuze voor dit nieuwe stelsel komt voort uit de lessen van de afgelopen jaren. Voorheen waren er veel verschillende regelingen, vaak gekoppeld aan één specifiek project of opgave. Gemeenten moesten telkens aparte en soms ingewikkelde aanvragen doen en aantonen dat een project financieel tekortkwam. Dat zorgde voor ingewikkelde procedures vooraf en administratieve lasten achteraf. 

Met de Realisatiestimulans is die aanpak vervangen door een eenvoudiger en voorspelbaarder systeem: gemeenten krijgen een vaste bijdrage voor elke betaalbare woning die van de grond komt. Daarmee verschuift de steun van losse projectsubsidies naar een bredere bijdrage die gemeenten zelf kunnen inzetten voor hun woningbouwopgave. Het resultaat is meer overzicht, minder bureaucratie en vooral: meer zekerheid dat beschikbare middelen ook echt leiden tot nieuwe, betaalbare woningen.