Het klinkt als een onmogelijke puzzel: duizenden nieuwe woningen bouwen, terwijl de ruimte schaars is, het stroomnet piept en kraakt en bewoners zich zorgen maken over leefbaarheid. Toch laat de gemeente Dijk en Waard zien hoe het wél kan. In het Stationskwartier in de kern van Heerhugowaard verrijst de komende jaren een hoogstedelijke wijk met ruim 1.500 woningen. Het geheim? Regie pakken, lef tonen in samenwerking en slimme techniek inzetten.
Beeld: © Rijksoverheid
“Dit project laat zien dat je woningbouw kunt versnellen én toekomstbestendig kunt maken,” zegt projectleider Sandra Groenveld van gemeente Dijk en Waard. Samen met projectsecretaris Marc van der Ploeg vertelt ze over de aanpak in het Stationskwartier Dijk en Waard naar fijn wonen, werken en recreëren.
Van bedrijventerrein naar bruisende stadswijk
Waar nu de wijk in volle aanbouw is, hijskranen draaien en bouwputten gapen, stonden tot enkele jaren geleden nog loodsen en bedrijven. Het gebied rond de Industriestraat, een voormalig bedrijventerrein, transformeert in rap tempo tot een levendige stadswijk. De start lag bij een duidelijke politieke visie vanuit de gemeente. Groenveld: “We hadden zelf geen grond in bezit, dus we konden als gemeente niet zelf aan bouwplannen beginnen. In plaats daarvan kozen we voor een verleidingsstrategie: we schetsten een ambitieus masterplan en lieten ontwikkelaars de mogelijkheden zien. Dat werkte. Binnen korte tijd waren de gronden verkocht en stonden de eerste pioniersprojecten, zoals De Groene Trede, in de steigers.” Inmiddels zijn er acht ontwikkellocaties verdeeld over vijf ontwikkelaars, met plannen voor honderden appartementen. Ook woningcorporaties sloten zich aan. Zo werd een gemengd woonprogramma mogelijk.
Hoogbouw in een dorpse omgeving
Voor Dijk en Waard is het Stationskwartier een primeur. Waar de gemeente vooral bekend staat om grondgebonden woningen en een dorpse uitstraling, wordt hier een echte stadswijk gebouwd. “We realiseren appartementencomplexen van zes tot negen lagen, met één hoogteaccent van wel zestien verdiepingen,” vertelt Groenveld. “Dat is ongekend voor onze gemeente. Maar juist door die verdichting kunnen we in één keer een forse bijdrage leveren aan de woningbouwopgave.”
De wijk krijgt een gemengd karakter: koop- en huurwoningen, zorgwoningen en voorzieningen in de plinten. Minstens 30% van het totaal is sociale huur. Dat was een voorwaarde van de gemeenteraad. Zo ontstaat een diverse wijk voor starters, jonge gezinnen én ouderen.
Beeld: © Rijksoverheid
Slimme energie met… azijn
Een van de grootste uitdagingen bij hedendaagse woningbouw is de energievoorziening. Individuele warmtepompen leiden tot hoge pieken op het toch al overbelaste stroomnet. Dijk en Waard koos voor een andere route. In samenwerking met Duurzame Ring Heerhugowaard (DRH) en de nabijgelegen Burg Group (bekend van de natuurazijn) wordt restwarmte uit de fabriek gebruikt om de nieuwe woningen te verwarmen én te koelen. De techniek werkt als volgt: de azijnproductie levert water van ongeveer 24 graden Celsius. Dit wordt via een centrale installatie opgewaardeerd naar 35–38 graden, precies goed voor vloerverwarming in de goed geïsoleerde woningen. In de zomer wordt hetzelfde systeem, andersom, gebruikt voor koeling. Van der Ploeg vult aan: “Wat het extra bijzonder maakt, is dat we dit voor de gehele wijk aanbieden, dus ook in sociale huurwoningen. Dat zie je bijna nergens in Nederland.” “Het mooie is dat we één centrale installatie hebben, onder een van de grotere gebouwen,” legt Groenveld uit. “Daarmee voorkomen we honderden losse warmtepompen. Wat ruimte en kosten scheelt, plus het stroomnet ontlast. Doordat we minder elektriciteit verbruiken vanwege één centrale voorziening, helpen we netcongestie te bestrijden. Volgens Van der Ploeg is dit een van de meest bijzondere onderdelen van het project: “We laten zien dat je met regionale samenwerking, tussen gemeente, ontwikkelaars, corporaties en een fabriek, een duurzaam warmtenet kunt realiseren.”
Deelmobiliteit als tweede pijler
Dijk en Waard doet niet alleen op energiegebied pionierswerk. Ook mobiliteit pakken ze eigentijds en collectief aan. “Je kunt als bewoner niet je auto voor de deur zetten. Dat past niet in een hoogstedelijke wijk,” zegt Groenveld. Daarom investeren de ontwikkelaars gezamenlijk in een mobiliteitsfonds, onder regie van de gemeente. Uit dat fonds worden deelauto’s en deelfietsen betaald, die in de openbare ruimte beschikbaar komen.” Van der Ploeg: “Door deelmobiliteit samen te organiseren, maak je het aantrekkelijk en schaalbaar. Dat is een cultuuromslag, maar we merken dat inwoners er steeds bewuster mee omgaan.”
Beeld: © Rijksoverheid
“Developing Apart Together”
De sleutel tot succes? Volgens Groenveld en Van der Ploeg ligt dat aan twee zaken: ten eerste door als gemeente zelf de regie te pakken door het voortouw te nemen in het aanwijzen van bouwversnellingslocaties, voorinvesteringen, maatschappelijke voorzieningen en infra, en ten tweede een open samenwerkingsvorm te kiezen met alle partners: gemeente, woningcorporatie en projectontwikkelaars. Van der Ploeg: “Dat was even wennen. In het begin hielden ontwikkelaars de kaarten voor de borst. Je weet immers maar nooit of je concurrent jouw idee pikt en ermee aan de haal gaat. Inmiddels beseffen ze dat samenwerken juist waarde toevoegt.”
“We noemen het ‘Developing Apart Together’,” zegt Groenveld. “Iedere ontwikkelaar bouwt op zijn eigen kavel, maar binnen afgesproken spelregels voor de openbare ruimte, mobiliteit, klimaat en duurzaamheid. Zo bewaak je de samenhang en integraliteit.” Van der Ploeg: “Samen maken we het gebied sterker. Het gaat niet alleen om woningen neerzetten, maar om het creëren van een aantrekkelijke, leefbare wijk.”
Ook corporaties en zorgorganisaties doen mee. Zo komen er appartementen voor jongeren met een beperking en een dagbestedingslocatie met koffietentje, gerund door een zorginstelling. “Dat zorgt voor diversiteit én sociale samenhang,” vindt Groenveld.
Lef tonen
En wat betreft de regie pakken zegt Groenveld: “We hebben niet afgewacht,” zegt Groenveld. “We hebben een gevoel van urgentie getoond, spelregels vastgelegd voor goede ontwikkelplannen, integraal toekomstbeeld geschetst en ontwikkelaars verleid om mee te doen. Daarbij hielp ook dat het college van B&W duidelijke ambities formuleerde in het masterplan voor deze nieuwbouwwijk.” Het Rijk ondersteunde de ontwikkeling door subsidies toe te kennen, zoals de Startbouwimpuls, de Woningbouwimpuls en een financiële bijdrage aan een nieuwe spooronderdoorgang, die nodig is voor het toenemende verkeer. Zonder die steun had de woningbouw niet in dit tempo gerealiseerd kunnen worden. En ontwikkelaars konden al heel snel beginnen.”
Leefbaarheid voorop
Woningen bouwen is één ding, maar zorgen dat er een prettige wijk ontstaat, is minstens zo belangrijk. Daarom krijgt de openbare ruimte veel aandacht: groene eigen daktuinen boven parkeergarages, plinten met horeca, winkels en voorzieningen, en een groen stedelijk karakter dat de wijk verbindt met het omliggende landschap. “Je gaat hier straks geen auto’s in de openbare ruimte zien,” legt Groenveld uit. “In plaats daarvan komen er groene ontmoetingsplekken waar bewoners elkaar kunnen treffen. Dat stimuleert sociale cohesie en maakt de wijk aantrekkelijk en herkenbaar.” Volgens Van der Ploeg sluit dit aan bij de wensen van bewoners: “Veel mensen vragen juist om ontmoetingsplekken. Ze willen reuring, contact en levendigheid. Deze nieuwe wijk biedt dat.”
Beeld: © Rijksoverheid
Vooruitblik
De eerste woningen worden in 2026 opgeleverd, rond 2030 is de wijk grotendeels klaar. Tegen die tijd is een bedrijventerrein veranderd in een groene, levendige wijk, waar duizenden mensen een nieuw thuis vinden, in een aantrekkelijke omgeving waar je je fijn voelt. “Het gaat niet alleen om stenen stapelen,” concludeert Groenveld. “We bouwen een leefomgeving waar mensen prettig wonen, werken en elkaar ontmoeten. Wat ik andere gemeenten zou willen meegeven? Als wij het hier kunnen, kan het elders ook.”
Inspiratie voor andere gemeenten
Wat zouden andere gemeenten kunnen leren van dit nieuwbouwproject in Dijk en Waard? Groenveld en Van der Ploeg geven drie tips:
-
Durf regie te pakken en te pionieren. Wacht niet af, maar formuleer zelf een duidelijke visie, een masterplan en stel spelregels op voor samenhang.
-
Werk samen in vertrouwen. Volledige openheid versnelt het proces.
-
Benut kansen en subsidies. Zoek slimme collectieve oplossingen. Restwarmte van een fabriek, een centraal warmtepompsysteem en deelmobiliteit zijn concrete voorbeelden van hoe je duurzame, betaalbare én schaalbare oplossingen vindt.