Biobased Campus: bouwen aan het Nederland van morgen

Op 12 mei vond op de Floriade in Almere de Biobased Campus ‘Bouwen aan het Nederland van morgen’ plaats. Vertegenwoordigers van diverse overheden en experts uit de bouw-, woon en duurzaamheidsketen gingen met elkaar in gesprek over de (zeer nabije) toekomst van de woningbouw in Nederland.

Hoe kunnen we de woningbouw versnellen, verduurzamen en opschalen? Dit was één van de centrale vragen op de bijeenkomst. Hanna Lára Pálsdóttir, programma manager Biobased bouwen / City Deal Circulair en Conceptueel Bouwen van het ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK), opende de bijeenkomst met de constatering dat alle betrokken partijen hard nodig zijn om de kwalitatieve en kwantitatieve ambities op het gebied van woningbouw waar te maken.

Sneller van initiatief naar realisatie

Als eerste presentatie stond ‘Nationale Woon- en Bouwagenda en Programma Woningbouw’ op het programma. “Het gaat om beschikbaarheid, betaalbaarheid en kwaliteit”, aldus afdelingshoofd Woningbouwbeleid bij BZK Isabel van de Geer. “Dat wil zeggen voldoende woningen voor iedereen, met woonlasten die beter aansluiten bij de inkomens en met voldoende plek voor aandachtsgroepen en ouderen.” Het programma Woningbouw kent een aantal actielijnen om deze doelstellingen te bereiken: het versterken van de regie, sneller van initiatief naar realisatie, het stimuleren van snelle woningbouw en grootschaligheid. Van de Geer benadrukt de benodigde versnelling. “Wij denken aan het verkorten van procedures en het opheffen van belemmeringen. Maar ook aan het verruimen van de capaciteit bij gemeenten. Daarnaast vormt Industrieel en Conceptueel Bouwen een belangrijk instrument. Het heeft voordelen op het gebied van snelheid, CO2-reductie, verduurzaming en een efficiëntere inzet van de arbeidscapaciteit.”

Systeemverandering

Atto Harsta, transitiestrateeg bij de Bouwcampus, wees op de meervoudige transitie die momenteel speelt. “Ook domeinen zoals energie, landbouw, klimaat en arbeidsmarkt kennen grote opgaven. Het is belangrijk om die opgaven met elkaar te verbinden, en niet apart per ministerie naar oplossingen te zoeken. Woningbouw vormt een vehikel om alle transities tegelijk aan te pakken.” Harsta pleit voor een systeemverandering, al was het alleen maar omdat het in het huidige systeem tussen de 3 en 10 jaar duurt voordat een woningbouwproject tot stand komt. “Die tijd is er niet. We moeten het oude systeem afbreken, de realisatie versnellen en ruimte maken voor industrieel en biobased bouwen, met de juiste kwaliteit.” Een nieuwe keten die Harsta voor zich ziet, bestaat uit de schakels boer-bouwer-burger-belegger. De boer verbouwt vlas, riet, lisdodde en andere materialen die geschikt zijn voor biobased bouwen, de bouwer past ze toe, de burger wil er in wonen en beleggers willen erin investeren. 

Kwartiermaker Houtbouw

Om de transities te realiseren, moet alle benodigde kennis gemobiliseerd worden. Daarover sprak Huub Keizers van BTIC. “Voor de opgave in de woningbouw ligt onze focus op de komende 2 tot 6 jaar”, aldus Keizers. “In die periode willen wij werken aan kennis en innovaties, die we vervolgens in de jaren daarna grootschalig kunnen toepassen.” Het Nationaal Groeifonds heeft voor de sector 100 miljoen euro gereserveerd om tot innovaties te komen. Het plan, dat BTIC met 6 consortia heeft ingediend, moet dit jaar nog wel aangescherpt worden. Provincie Flevoland is partij bij één van deze consortia. “Daartoe hebben wij besloten”, vertelt Mark Spetter, “omdat wij als provincie willen weten hoe wij kunnen bijdragen aan de transitie. Wij hebben meer dan 100.000 woningen op het programma staan. Dat volume willen we in plukjes van 500 tot 1500 woningen een plek geven. Maar kan de markt iets met dergelijke hoeveelheden?” Flevoland is daarnaast op zoek naar een Kwartiermaker Houtbouw die naar de gemeenten toe gaat en vraagt: welke projecten kunnen we waar realiseren en hoe kan de provincie daarbij helpen?

Hoe zit het met de schaalsprong?

Tijdens de discussie die na deze presentaties losbarstte, deden vertegenwoordigers van verschillende partijen uit de keten diverse oproepen. Zoals: kan de Rijksoverheid geen doorbraak creëren met projecten op de grond die het in eigendom heeft? Dan kan het zelf alle benodigde ambitieniveaus formuleren op het gebied van circulair en biobased bouwen. De daaraan gerelateerde volgende oproep: zorg ervoor dat overheden circulariteit in een uitvraag opnemen, maar ook dat ze er daadwerkelijk punten voor geven. Dit laatste schijnt niet altijd te gebeuren. Gertjan de Werk van de City Deal pleit voor het formuleren van KPI’s (criteria waar woningen aan moeten voldoen), daar kennisinstellingen op uit te dagen en vervolgens in pilots samen te werken aan anders bouwen. Van de Geer erkent de noodzaak om te leren, maar geeft ook aan af te willen van de vele pilots. “Wij willen doen. Het is tijd om te stoppen met freewheelen. Natuurlijk blijven we innoveren en leren. En er zijn veel mooie kleine projecten. Maar hoe zit het met schaalsprong?”

Spook der schraalheid

De noodzaak voor een versnelling en verduurzaming van de woningbouw staat niet ter discussie. Maar de versnelling, en de daarbij benodigde industrialisatie, lijkt op gespannen voet te staan met de ruimtelijke kwaliteit. Onder de titel ‘Conceptuele eenheidsworst of locatie-specifieke kwaliteit’ leidt Flip ten Cate van de Federatie Ruimtelijke Kwaliteit de aanwezigen langs het verleden en heden van de advisering op het gebied van welstand, erfgoed en stedenbouw. Hij stelt de trotse traditie van massa-volumebouw met architectonische kwaliteit tegenover het ‘spookbeeld van de schraalheid’ van fabrieksbouw, die voorbijgaat aan locatie-specifieke aspecten. Hij noemt elementen zoals kopgevels, erkers en poortjes als uiting van kwaliteit. “Die maken het verschil. Als je fabrieksmatig wil bouwen, moet je die variatie daarbinnen ook mogelijk maken.” Om de onderlinge achterdocht weg te nemen, bezoeken leden uit de achterban van Ten Cate binnenkort samen met vertegenwoordigers van de industriële/conceptuele bouwbranche enkele projecten.

Duidelijkheid voor de markt

Gertjan de Werk lichtte onderdelen van de City Deal Circulair en Conceptueel Bouwen toe. “In de City Deal zitten 120 partijen, die gezamenlijk als launching customer richting de markt kunnen optreden. We hebben al bewezen dat het kan. De overheid moet nu de ambities steeds opnieuw verhogen en benoemen in welk jaar we waar willen zijn.” Marjet Rutten (innovator en directeur bij Constructief) vindt op haar beurt de doelstellingen niet duidelijk genoeg voor de markt. “Want wat is circulair precies? Hebben we het dan over biobased materialen, of over tweedehands spullen? De markt gaat pas gas geven als dit soort zaken helder zijn.”

Van de Geer ziet dat de woningbouwopgave een kwestie is van meervoudig balanceren, tussen de benodigde schaalsprong en maatwerk, tussen snelheid en kwaliteit, tussen volume en lokale belangen. “We hebben nu een minister, met programma’s en stappenplannen. Er staan behoorlijk wat stippen op de horizon. Maar hoe komen we daar, met zekerheden voor de markt en de burgers? De input van vandaag gaat daarbij helpen. Wordt vervolgd.”

Het laatste woord van de middag is aan Hanna Lára Palsdottir. “De lessen van de bijeenkomsten in dit paviljoen vormen mede de inhoud van het document ‘Duurzaam Land’. We ontwikkelen dat interdepartementaal en sturen het gezamenlijk naar de Tweede Kamer. Het is duidelijk dat we moeten samenwerken, en dat gebeurt ook. Alles is aan het veranderen. Dat noopt ons om samen te bouwen aan een Nederland waar we naar verlangen, en dat we met een positief gevoel over kunnen dragen aan onze kinderen en kleinkinderen.”

Ook meepraten over hoe het Nederland van morgen eruit ziet? Kom op 7 juli naar de volgende bijeenkomst met als titel ‘De Grote Verbouwing van Nederland’, in The Natural Pavilion op de Floriade in Almere. Inschrijven kan via info@citydealccb.nl.